De artiest met die groene bril die van zijn hobby zijn werk heeft gemaakt: “Ik heb nooit gewerkt want ik heb gekozen voor hetgeen ik leuk vind! Dat heb ik nog steeds. Ik ben nog steeds gewoon heel blij met hetgeen ik dagelijks doe. Ik kan mijzelf gewoon elke avond helemaal opladen om op die manier een zaal, een feesttent of een bedrijfshal helemaal op de kop te zetten.” Aan het woord is de sympathieke René Karst die toelicht wat hem drijft.
"Doe maar gewoon dan doe je gek genoeg"
Het begint op tienjarige leeftijd; toen schreef je je eerste liedjes. Heb je nog iets met die liedjes?
Ik moet mijn carričre wel in twee of drie delen opsplitsen; ik ben in 1979 begonnen om met mijn moeder te zingen; dat was Duo Karst. Daarna ben ik solo verder gegaan als René en het heeft natuurlijk ook nog een beetje een wending genomen dat ik voor heel veel andere artiesten ben gaan schrijven. Dus ik ben ook een beetje componist en dichter geworden. Mijn vader had voor mij zo’n heel klein band recordertje gekocht waar ik dingetjes op kon inspreken. Ik sprak daar niet op in, ik zong daarop in. Dus als ik iets bedacht van melodietjes, dan nam ik dat op met dat kleine bandrecordertje. Die eerste liedjes die ik later met Duo Karst heb gedaan, zijn daarop gemaakt. Dat zijn dus liedjes die al 45 jaar oud zijn.
Hoe was het om samen met je moeder te zingen? Dat lijkt mijzelf heel erg bijzonder.
Met elk kind is dat zo; je ontwikkelt je. In dit geval hadden mijn moeder en ik dezelfde hobby. Dan vind je elkaar eigenlijk snel omdat je met elkaar onder één dak woont. Dus ik heb daardoor het vak geleerd. Mijn moeder kende natuurlijk de beste zangers, dus zij heeft mij veel geleerd.
Duo Karst is dus eigenlijk de basis geweest. Vervolgens kreeg je in 2007 landelijke bekendheid met je eerste solo nummer “Supergave Tijd”.
In 2007 toen mijn moeder 65 werd, zei ze tegen mij: “Nu moet je het zelf maar gaan doen want het gaat wat minder!” Ik dacht toen: “Laat ik zorgen dat ik kies voor de juiste richting waarin ik mij goed voel. Ik ging dus op de solotour en koos voor Nederlandstalig.
In 2007 brak je landelijk door. Hoe ging je daar eigenlijk mee om?
Ze zeggen weleens dat Drentenaren allemaal nuchter zijn. Toch was ik op dat moment niet nuchter! En vervolgens schreef ik het liedje “Liever te dik in de kist dan weer een feestje gemist” met Stef Ekkel. Toen werd ik opeens een hele grote landelijke bekendheid.
Hoe kwam het nummer dan tot stand? Was het als grapje ontstaan of zei je heel serieus tegen Stef: “We gaan vanavond even een knaller schrijven?”
We waren op een muziekreis in Turkije en daar was een voetbalteam. Die hadden allemaal dezelfde badjassen aan en achterop hadden ze laten borduren “Het leven is als een frikadel; je moet het zelf speciaal maken”. Dat vonden we zo’n leuke kreet. Toen zei ik: “Een man zonder een buikje is als een flat zonder balkon” en vervolgens zei Stef: “Ja, ik ken er ook een: Liever te dik in de kist dan weer een feestje gemist.” Ik pakte gelijk mijn gitaar en begon te zingen: “Liever te dik in de kist”. We keken elkaar lachend aan en zeiden: “Daar moeten we een liedje van maken!” Dat hebben we gedaan en twee weken later stonden we op #1!
Dat is toch tamelijk bizar, zoiets?
Ja, want we hadden een flinke slok op en we waren een beetje aan het dollen. Dan ontstaat dat gevoel omdat je niet meer naar huis hoeft te rijden want je slaapt allemaal in hetzelfde hotel. We hebben toen dat nummer spontaan geschreven.
Wat grappig dat eigenlijk de mooiste dingen spontaan ontstaan.
Ja, weet je; dat is raar en dan gaat iedereen zeggen: “Nou ja, nu heb je een hit gehad. Hoe ga je nu verder? Want dat ga je nooit meer overtreffen.” Maar dat gebeurde dus wel. Inderdaad, twee jaar later met “Atje voor de sfeer”. Daar heb ik ook veel langer over gedaan. “Te dik in de kist” is in een half uurtje geschreven en ik heb over “Atje voor de sfeer” anderhalf jaar gedaan. Dus het idee was er wel al, maar ik had er nog nooit echt een compleet liedje van gemaakt.
Hoe kwam je eigenlijk op dat “Atje”?
Ik hoorde dat op De Zwarte Cross. Daar hoorde ik jongelui dat zingen en dacht: “Hee, da’s een goeie”. Toen moest ik eerst vragen wat een “atje” was want ik snapte er niks van. Toen zeiden die jongelui: “Meneer, dat betekent ad fundum en dat is Latijns voor ‘tot de bodem’”. Op dat moment heb ik gedacht: “Heee, dat is een leuk liedje en als de jeugd het leuk vindt, biedt dat toekomst.” Ik had overigens al ooit eerder een idee een liedje in die richting. Dat had ik bedacht voor Pater Moeskroen en dat was dan: “Het leven is te kort om nuchter te blijven”. Maar toen kwam ik niet verder kwam met “Atje voor de sfeer”. Door de samenvoeging van deze twee nummers werd het ineens toch een wat meer volwassen liedje. En ja; zo schrijf je af en toe stukjes tekst die dan op zichzelf niet een liedje zijn. Maar als je ze samenvoegt, kan het zomaar eens een hit worden.
Hoe zit dat wat betreft de beleving? Wat knap; taal en muziek zo combineren. Want je hebt veel met taal, toch?
Ja, ik vind het heel belangrijk dat de jeugd wat minder achter de computer zit maar weer gewoon schrijft. Als ik nu op vakantie in het buitenland ben, stuur ik een kaartje naar mijn kleindochter. Dat duurt wel honderd keer langer dan een e-mailtje, maar het is zo leuk om een kaartje te krijgen. In het boek van Claudia de Breij heeft Prinses Amalia over “Atje voor de sfeer” gezegd dat zij iedere dag met dat nummer opstaat.
Hoe vind jij dat?
Ik werd op een gegeven moment wakker en had circa 50 berichten op mijn mobiele telefoon. Ik dacht “Wat is er allemaal aan de hand? Is er wat gebeurd ofzo?” Toen bleek dus dat iedereen het had over Amalia dat ze “Atje voor de sfeer” een geweldig liedje vindt! Dat doet me goed. Dat vind ik als artiest hartstikke leuk. Ik vind het mooi dat ook onze Koninklijke familie met beide benen op de grond staat en ook dat soort dingen gewoon heel erg leuk vindt.
Regelmatig word ik door de jeugd gevraagd. De jeugd vindt mijn nummers geweldig. Ik ben een beetje ondeugend met mijn teksten en dat vind ik helemaal niet erg want we missen een klein beetje de humor in de wereld van nu. Je kunt tegenwoordig niks meer zeggen of het wordt meteen gezien als discriminatie of seksisme. Je kunt geen grap meer maken. Soms mis ik die goeie ouwe tijd.
Kan ik me voorstellen.
Maar dat kun je met je nummers op een hele leuke manier kwijt, zonder dat het vulgair wordt. Kijk naar mijn liedje over een spijkerbroek. Dan zeg ik: “Goh, wat zit je spijkerbroekje lekker.” Ja, daar zeg ik niks teveel mee en ook niks te weinig. Want iedereen snapt wat ik bedoel. Weet je, de mensen vinden dat gewoon leuk.
Mensen vinden dat zeker leuk. Mensen houden wel van een klein beetje ondeugd.
Ja, kijk maar naar “Dat Interesseert Me Echt Geen Ene Reet”. Dat is natuurlijk ook zo’n liedje wat heel veel jeugd aanzette tot het maken van TikTok filmpjes. Ik had op een gegeven moment iets van 1300 ver schillende filmpjes die door jongeren gemaakt waren met mijn muziek eronder met “Dat Interesseert Me Echt Geen Ene Reet”. Het is natuurlijk fantastisch als je een liedje maakt wat door jeugd zo opgepakt wordt. Ook wel door ouderen hoor; die kunnen dat ook wel waarderen.
In maart 2023 had je behoorlijk ernstige Corona onder de leden.
Dat klopt, ik heb in het ziekenhuis aan het zuurstof gelegen, ik ben blij dat ik dat niet meer heb en dat ik ook weer op het oude niveau terug ben. Ook economisch gezien heb ik best veel last ervan gehad; wij als zangers konden nergens meer optreden. We hebben ons er goed doorheen geslagen en we zijn heel blij dat daarna onze agenda’s weer gevuld werden.We zijn nu weer een jaar verder en het loopt nog steeds als een malle, dus het gaat hartstikke goed. Nu nog even iets over je bril, hé? Ik neem aan dat je meerdere brillen hebt en die groene bril niet je enige bril is.
Waarom juist groen?
Ik was eens bij een vriend die een brillenwinkel heeft. Hij zag dat ik iets wilde lezen en dat ik het ver van mij afhield. Ik kon het gewoon niet meer lezen. Hij zei: “Kom morgen eens even in de winkel, om je ogen te testen.” Ik heb die test gedaan en ik moest dus aan een bril. Hij had op voorhand ook al een bril voor mij uitgekozen. Hij liet mij die groene bril zien en ik was gelijk enthousiast. Vanaf dat moment had iedereen het ineens over die groene bril. De een vond het lelijk en de ander fantastisch. Ik heb mijn bril nu zo’n 12 jaar en krijg nog iedere dag opmerkingen. Mijn bril is een beetje mijn handelsmerk.
Zijn er zaken die jij graag in je kleedkamer hebt staan bij een optreden?
Ik heb daar graag een fles Cassis, een paar biertjes en blauwe M&M’s staan. Voor de rest vind ik het prima. Ik vind het onzinnig; sommige artiesten hebben echt champagne, wodka en allerlei soorten drankjes die ze in de kleedkamer willen hebben. Ik denk “Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg”. Dan komt die Drentse nuchterheid weer naar boven. Is er voor jou een verschil tussen grote en kleine optredens? Nee, het enige verschil is dat er meer of minder mensen zijn. Ik bereid me voor ieder optreden professioneel voor; ik wil weten waar ik sta en wat voor een soort organisatie het is, zodat ik er in ieder geval over kan meepraten.
Voor de rest maakt het mijn niet zo veel uit of ik voor 50, 500 of voor 5000 man sta op te treden. dus kippenvel van mensen die origineel zijn. Dan maakt het niet eens uit welk genre het is. Als het me raakt of het een glimlach op mijn gezicht brengt, vind ik het leuk. Of ik nu voor 50 of voor 5000 man optreed? Ik heb altijd mijn eigen geluidsman bij me en hij weet precies wat ik bedoel wanneer ik knipoog. Dat is niet anders bij een groot of een klein optreden. Ik ben de laatste tijd veel te vinden bij festivals. Want ik doe ook een blokje live gitaar bij mijn optredens en mensen vinden het leuk dat ze iemand met gitaar hebben die samen met hun op de gitaar zingt. Het is heel persoonlijk, want het is maar één gitaar en dat gitaartje sluit ik aan op dezelfde manier als dat ik doe voor 50 of 5000 mensen. Het enige verschil is dat ik met 50 man veel meer direct contact heb. Ik kan ze een handje geven, bijvoorbeeld. Je hebt de tijd om met ze allen op de foto te staan. Met 500 man gaat dat nooit.
Ben je bijgelovig?
Ja, ik ben wel bijgelovig. Ik loop niet snel onder ladders door, maar ik heb ook niet dat ik zeg van “Ik doe een bepaald ritueel voor een optreden”. Soms denk ik ook wel eens: “Wat als nou…?” Maar ik ben weer veel te nuchter voor zoiets als: “Oh, ik ga nu drie keer in een cirkel rond het podium lopen.
Heb je wel eens faalangst?
Ja, als ik net een nieuw liedje heb vind ik het spannend of ik dan wel de tekst nog goed weet. Dan zit ik dagenlang te oefenen op de tekst, maar dan komt de dag en dan gaat het eigenlijk vanzelf. Dan maak ik mij druk om niks. Een keer in de drie vier maanden maak ik een nieuw liedje en dan vraag ik mij af welk liedje ik er dan ga uitgooien? Anders sta ik veel te lang op het podium en dan krijgt de artiest die na mij komt een probleem. Dat zijn wel dingetjes waar ik gewoon beter rekening mee moet houden.
Daarom maak ik op gegeven moment mijn eigen “medleys” en als je in die medleys een liedje half doet of alleen maar een refreintje dan heb je toch een stukje van dat liedje gedaan. Er was een keer dat ik te lang doorging en “Spijkerbroek” moest overslaan. Dan krijg je scheve gezichten en dat moet ik voorkomen. Iedereen heeft zijn eigen uniek onderscheidend vermogen.
Hoe zie je dat bij jezelf?
Ik denk dat ik verschil maak door mijn groene bril, het lange haar, en ja … ik probeer aan alle kanten te voorkomen dat ik op een ander lijk. Ik denk dat ik me daarmee onderscheid van heel veel andere artiesten en dat blijf ik volhouden.
Van welk nummer (van iemand anders) krijg je kippenvel?
Ik vind het leuk wanneer teksten en muziek zich onderscheiden van andere liedjes. Ik heb af en toe het gevoel dat heel veel artiesten proberen om de succesformules van andere artiesten na te doen. Veel liedjes lijken op “Engelbewaarder”. Dan denk je, goh, jongens, wat makkelijk nagemaakt.
Wat wil je nog zeggen tegen de organisatoren van festivals en evenementen die dit lezen?
Geen festival is voor mij te gek. Ik heb ook wel eens op een optreden gestaan bij GPF; dat staat voor “Greazy Puzzy Fuckerz”. Ik werd daarvoor geboekt. Ik ging er met lood in mijn schoenen heen. Toen kwam ik daar en het was me toch een partij herrie. Het was muziek waarvan ik dacht: “Dat het überhaupt bestaat!” Daar stonden DJ’s met maskers, gekken met dildo’s en rare dingen in de handen en ik dacht: “Wat moet ik hier!?” Dus ik vraag aan de organisatie of ik hier goed zit? En ze zeiden: “Meneer Karst, let maar eens op wat er zo gebeurt. Weet je wie hier vorig jaar stond? Vader Abraham en je wilt niet weten hoe dat publiek ineens omslaat en de polonaise gaat lopen.” Dus ik word aangekondigd, ik stap het podium op en de hele menigte gaat in één keer in polonaise. Wat ik dus net zei: “Er is geen festival te gek!” Ik heb bij Exclusive Holland, Snollebollekes en de Piraten Festijnen opgetreden; 35.000 man die van piratenmuziek houden. Daar sta ik elk jaar. Dat is toch wel een soort van gemiddelde van het Nederlandse publiek en ik mag daar heel graag optreden.
Waar ben je het meest trots op in je leven?
Dat ik altijd mijn droom heb gevolgd. En ik heb het nooit opgeven. Ik heb bijvoorbeeld twee hele muzikale kinderen, maar die zeggen ook heel duidelijk dat ze niet zo nodig in de muziek hoeven want we hebben ook gezien dat het heel zwaar was om iets te bereiken. Daarom hebben ze allebei hun eigen baan en heel af en toe krijg ik ze zo gek om samen wat te zingen. Maar het is gewoon heel erg leuk dat ze hun eigen richting hebben gevonden. Maar als je vraagt waar ik het meest trots op ben, is het antwoord dat ik altijd achter mijn dromen aan ben gegaan.
BOEKINGEN 024 - 211 04 99 info@lukassen.nl Lukassen I Artiestenbureau Kon. Julianalaan 20